Raven snellen door het bos De wolven zijn los Daverend gaat zijn krachtig ros Door het duistere bos In Vale Ouwe's oude woud Heersen woeste stormen Waar
Gelders dreven zijn de mooiste In ons dierbaar Nederland Vette klei en heidegronden Beken, bos en heuvelrand Ginds de Waal, daar weer de IJssel, Dan de
Een koude adem streelt het landschap De tedere klauw die het leven verstikt Een voorbode van wat komen gaat Kou en duisternis keren weer De wind trekt
Hengist en Horsa, het broederpaar Leidden de Saksische legerschare Met woede in het hart en saks in de hand Over Aegir's rijk naar het Brittenland Angelen
In't oude veld bij het Keulsche land Daar waar den grote mispelboom stonde Daar leefde het ondier, den Gelresche draak Geen enkel man die hem aan konde
Een koude wind blies over Asgaard Een teken dat het onheil wacht Zoals immer bevochten Asen De dreiging van de reuzenmacht Goudroes kwam in 't rijk der
Bonifatius kwam met het kruis van zijn enige god Ggrristenhond Erkende geen van onze wetten, noch onze goden Ggrristenhond Gaf onze vaders een plaats
Sterker woedt de strom Met het korten van de dagen Tussen 't leven en de dood Zal de grens vervagen Joeltijd breekt weer aan En de hemelen gaan koken
Te lang hebben wij gewacht De strijdlust wordt te groot Onbedwingbaar, onze lust Te vechten op leven en dood Met Wodan hoog boven ons En Donar en Tyr
Waar heidevelden zich paars bekleden En beukenbos ons haar vredige koelte verschaft Dan lopen wij door de Gelderse bossen Genietende van haar oneindige
Donder voorspelt ons een slag die ons wacht Schichten verscheuren de duistere nacht Striemende hagel en een ijzige wind Razende reuzen, de veldslag begint
Saksen, smeed de stammen samen Verbind de broeders met hun bloed Op hen is nu de eed gezworen van broederschap en heldenmoed Omringd door vuur en een
Hulde, hulde, hulde aan deze kameraad Wij danken onze goden dat deze man bestaat Hij tapt ons onze biertjes, van vroeg tot heel erg laat Hij tapt ons